De Sociaal werker samenleving en welzijn
A r c h i e f – maart 2017
Een nieuw gezicht, mevrouw T schuift aan. Ze is sociaal werker samenleving en welzijn. Prachtige titel, het doet me sterk aan Sjakie van Flodder denken. Afijn, ze geeft gemeentelijk advies over grote woningaanpassingen en ziet er bovendien een stuk beter gekleed uit dan Sjakie. Ze zitten tegenover ons aan de keukentafel, mevrouw T en meneer K. de WMO consulent.
Eerder deze week heeft de onafhankelijke partij, mevrouw B, een gegrond advies uitgebracht over de noodzaak van een woningaanpassing voor Anna. Wij blij natuurlijk, wat kan er nog mis gaan. Toch? De koffie is ingeschonken, paperassen op tafel, het voorstelrondje is geweest als ineens de stem van mevrouw T lager wordt. ‘Wij willen graag samen met u kijken naar een geschikte sociale huurwoning. Dit lijkt ons, gezien de omvang van de woningaanpassing, een betere oplossing dan het verbouwen van uw huidige koopwoning. U kunt dan in aanmerking komen voor een tegemoetkoming in de verhuiskosten.
‘Wat? Een sociale huurwoning?’ Ivo barst los. Normaliter is hij tamelijk kalm, nu des duivels. Ik verkeer in een soort roes en vang maar flarden op van Ivo zijn betoog. ‘(..) Geen recht op een sociale huurwoning,(..) scheefhuren, (..) stijgende huurprijzen in de vrije sector, (..) zorgkosten voor Anna als ze volwassen is’.
Mevrouw T knikt en luistert naar Ivo. In haar nek verschijnen rode vlekken en haar wangen worden rood. Zou ze erg zenuwachtig zijn geweest voor dit gesprek? En met welke opdracht zit zij hier eigenlijk? Ze schraapt haar keel, ‘voor het scheefwonen vinden we wel een oplossing’. ‘En dat mag wel?’ valt Ivo haar in de rede.
Ik haal diep adem en trek mijn colbert jasje recht, het zit te strak rond mijn bovenarmen.
Het zijn gewoon de regels. Een web van regels en bureaucreatie. De gemeente is verantwoordelijk voor de ondersteuning van mensen die hulp in en aan huis nodig hebben, zodat zij thuis kunnen blijven wonen. Natuurlijk tegen de laagste investering. Misschien moeten we de taal der gemeente gaan spreken. Ambtelijk, wollig met lange zinnen. Overheidstaal. Ik doe een poging in: ‘In ‘t kader van een samenleving waarin iedereen zijn verantwoordelijkheid neemt voor haar eigen leven en het leven van de buurman, is het wenselijk dat Anna niet uit huis wordt geplaatst naar een instelling, wat de overheid circa een ton per jaar gaat kosten vanwege 24-uur zorg. Wenselijk is daarom dat Anna thuis, in dit huis – ik tik op de tafel – blijft wonen.’ Ademhalen.
‘Wij hebben daarom heel zelfbewust vooruit gekeken naar de toekomst en met zeer veel zorgvuldigheid een zorgnetwerk op dit huisadres gecreëerd. We hebben een bolwerk van mantelzorgers in onze directe omgeving, die ons extra ondersteunen om niet overbelast te raken. Als we moeten verhuizen naar een huurwoning, dan vallen deze mantelzorger weg.’
‘Eeuh ja, dus euh er zijn dus mantelzorgers betrokken?’ vraagt meneer K de WMO consulent. Niemand reageert.
We praten circa een uur over de noodzaak en wens om onze huidige woning aan te passen voor Anna. Mevrouw T polst drie keer of we op de hoogte zijn van een fikse eigen bijdrage voor het verbouwen, die door het Centraal Administratie kantoor wordt berekend en volledig inkomensafhankelijk is. Uiteindelijk stelt ze voor om onze zaak in een commissie voor te leggen.
En daarmee is de kous af. Opnieuw moeten we wachten.
Wordt vervolgd..
Deel I <-> Deel III